15
|
Onvoldoende bewijs voor voedingsadviezen ADHD
Suiker in perspectief, mei 2013
Een kind met ADHD-symptomen zou een speciaal
dieet moeten gebruiken of bijvoorbeeld kleurstoffen
of andere additieven moeten vermijden. Ze leiden tot
hyperactief gedrag. In de media verschijnen regelma-
tig berichten naar aanleiding van dergelijke adviezen.
Als ze daadwerkelijk effectief zijn, zou dat bij kinderen
wellicht leiden tot een geringer gebruik van genees-
middelen. Professionals in ‘het veld’ willen graag meer
inhoudelijke informatie. Op verzoek van het Ministerie
van VWS (Volksgezondheid Welzijn en Sport) heeft
het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu) in de periode 2009-2012 onderzoek gedaan
naar het antwoord op de vraag: is er een relatie tussen
gedragstoornissen (ADHD) en voeding? Op basis van
het onderzoek dat het RIVM uitvoerde, is er tot dus-
ver geen bewijs dat voeding een rol speelt. Concrete
adviezen zijn er niet. Hooguit enkele kleine aanwij-
zingen zoals een gering, niet klinisch relevant effect
van omega-3 en omega-6 vetzuren. Dat wil zeggen dat
een gunstig effect door de aanpassing van de voeding
niet groot genoeg is om minder afhankelijk te zijn van
medicijnen. Als er van additieven (zoals zink, magne-
sium, ijzer en gluten) al een effect op gedrag is – zoals
de verandering in de gedragsscore - dan is dit waar-
schijnlijk klein en niet specifiek voor ADHD.
Vermeende gedragseffecten
Dr. Rob Markus (Universiteit Maastricht) is neuro­
psycholoog en universitair hoofddocent. Hij waar-
schuwt voor vermeende gedragseffecten. Globaal is
zijn advies: er bestaan nauwelijks tot geen voedings-
middelen of diëten waarvoor positieve effecten op
het gedrag kunnen worden aangetoond. ‘Er bestaan
absoluut geen diëten waardoor je merkbaar of aan-
toonbaar slimmer, sneller, positiever of minder
hyperactief wordt.’ Markus schetst het probleem dat
Feingold, Oligoantigeen en Pelsser
In de media krijgen voedingen als het Feingold­
dieet, het Oligoantigeendieet en het Pelsser
Voeding en Gedragdieet veel aandacht. De
allergoloog Feingold ontwikkelde in de jaren
zestig en zeventig zijn ‘Feingolddieet’. Hij ging
er vanuit dat vooral kleurstoffen zorgden voor
gedragsveranderingen bij kinderen. Het Pelsser
Voeding en Gedragdieet bestaat uit een be-
perkt aantal normale voedingsmiddelen (zoals
rijst, sla, peer water en lamsvlees) die worden
gebruikt in een wisselschema. Gemiddeld is de
duur van het dieet vijf weken. Als het kind dan
geen gedragsverbetering laat zien, mag het alles
weer eten. Het Oligoantigeendieet wordt ook
wel het ‘Few Foods dieet‘ genoemd. Er wordt
alleen een keuze gemaakt uit twee soorten vlees,
twee koolhydraatbronnen, twee soorten fruit,
enkele groenten, water, zout en peper. Er is geen
wetenschappelijke evidentie voor de werkzaam-
heid van dergelijke voedingen.
Commentaar
ook voor ADHD geldt. ‘Het probleem is dat voor bijna
elk wenselijk voedingseffect wel een onder­steunende
studie is te vinden. Vaak gaat het dan om een enkele
studie die qua opzet/methode eigenlijk helemaal niet
gepubliceerd had mogen worden. Of het gaat om een
aantal studies waarbij uitkomsten onjuist worden geïn-
terpreteerd of zwaar worden overdreven.
Alleen wanneer we echt open staan voor de werkelijk-
heid, onze dogma’s opzij zetten en de moeite nemen om
zoveel mogelijk goede wetenschappelijke studies met
elkaar te vergelijken – bijvoorbeeld via meta-analyse –
dan zien we dat voor bijna geen enkele voedingsclaim